Tijdens ons seminar van 19 september jl. hebben wij al even kort stil gestaan bij de problematiek rondom slapende dienstverbanden. Op dat moment had de advocaat-generaal net haar conclusie ingediend. Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad arrest gewezen. De Hoge Raad is van oordeel dat goed werkgeverschap met zich meebrengt dat een werkgever in moet stemmen met een verzoek van de werknemer die een slapend dienstverband heeft tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitievergoeding. Dit vanwege het feit dat de werkgever in veel gevallen door UWV gecompenseerd wordt voor de door hem betaalde transitievergoeding.
De Hoge Raad overweegt daarbij dat de werkgever die verplichting niet heeft, indien hij een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Een gerechtvaardigd belang kan zijn dat er reële re-integratiemogelijkheden bestaan voor de werknemer. Het bedrag dat de werkgever zou moeten betalen aan de werknemer dient volgens de Hoge Raad gelijk te zijn aan de transitievergoeding die de werkgever verschuldigd zou zijn wanneer hij de arbeidsovereenkomst vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid zou hebben kunnen beëindigen. Dat betekent dat de werkgever niet verplicht is een transitievergoeding te voldoen over het slapende deel van de arbeidsovereenkomst.
De Hoge Raad overweegt voorts dat de werkgever ook verplicht is mee te werken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van de transitievergoeding, indien hij geen compensatie voor de transitievergoeding van UWV ontvangt. Dit is onder meer aan de orde wanneer de werkgever gedurende de 104 weken minder loon heeft betaald dan het bedrag van de transitievergoeding. U bent dus ook als er geen recht op compensatie bestaat, verplicht aan een verzoek van de werknemer mee te werken.
Tot slot is nog van belang te melden dat de Hoge Raad in de periode tot de inwerkingtreding van de compensatieregeling (per 1 april 2020) rekening wil houden met voorfinancieringsproblemen van werkgevers door aan te geven dat rechters kunnen beslissen dat de vergoeding danwel in termijnen betaald moet worden, danwel na 1 april 2020. De Hoge Raad geeft echter uitdrukkelijk aan dat er pas recht bestaat op de compensatie wanneer de transitievergoeding betaald is. Werkgevers zullen dus altijd tijdelijk moeten voorfinancieren.
Advies: gelet op het arrest van de Hoge Raad adviseren wij u, voor zover u dat nog niet gedaan heeft in de afgelopen periode, over te gaan tot beëindiging van de zogenaamde slapende dienstverbanden. Dat kan door de betreffende werknemers een beëindigingsovereenkomst aan te bieden. Een ontslagvergunning aanvragen bij UWV is niet noodzakelijk. Omdat de transitievergoeding in veel gevallen voor 1 januari 2020 hoger is dan na 1 januari 2020 – en de compensatieregeling van UWV dat hogere bedrag ook zal compenseren, wanneer de beëindiging voor 1 januari 2020 een feit is – is ons advies die beëindiging nog dit jaar te bewerkstelligen. Wij kunnen ons voorstellen dat wanneer u dat niet doet en de werknemer daardoor recht heeft op een lager bedrag, het verschil met het hogere bedrag als schade aangemerkt kan worden, waarvoor u als werkgever aangesproken zou kunnen worden, terwijl er dan wellicht geen recht bestaat op de compensatie door UWV. Om dat te voorkomen, is ons advies nog in 2019 de arbeidsovereenkomsten te beëindigen. Wanneer u problemen ondervindt bij de voorfinanciering, dan kan nog dit jaar beëindigd worden, maar kan met de werknemer overeengekomen worden dat de vergoeding wat later voldaan wordt.
Mocht u naar aanleiding van het voorgaande nog vragen hebben, dan kunt u ons uiteraard benaderen.
Frans van Oss, Minke Bouma en Suzanne Coerts
advocaten arbeidsrecht